95
harten. Henk onderging voor 't eerst na jaren weer
de zachte bekoring van lieve vrouwelijkheid, van jeugd
en gratie. Dat was niet rood en geweldig, meesleu
rend als 'n storm, wreed, onweerstaanbaar als z'n
vroegere hartstocht voor Annie dat nam hem [niet op
als een heete wind, die schroeit en doet duizelen, en
doet lijden in zaligheid 1
Het was zacht en teerverlokkendzacht benevelend
als geur van witte rozenlief troostend'n beetje
sentimenteelmaar 't doorbloesemde toch z'n hart van
'n zacht-zonnig geluk. Hij vulde de leegheid die zoo
smartelijk in hem schrijnde, hij voelde zich veilig met
die teere genegenheid, die bijna liefde was, om hem
heen. Hier tenminste geen leugen, geen vertrapping
van het oprechtste en heerlijkste, hier niet de wilde
jalouzie, de wreede haat, die ligt op den bodem
van alle hartstocht, 't Was hem of alles puurder en
zachter werd om hem heen, een groote rust daalde in
hem neer. Na al de liefde, die hij had weggeworpen,
was er een immense behoefte in hem, liefde te ont
vangen, op zijn beurt, een diep verlangen getroost,
gekoesterd te worden na de bittere decepties van zijn
hartstocht. En met 'n zachte wellust gaf hij zich over
aan het jonge gevoel, dat hem doorschemerde, ijl en
vluchtig nog als 'n droom.
Mathilde's liefde was één innig groot geloof, een
teederheid, die lang sluimerde maar dan plots in haar
openbrak als zonlicht in 'n morgen. Zij had lief met
al de schuchterheidden'stillen wanhoopde vage droo-
merijen eener eerste liefde. Zij overdacht niet, zij
gaf zich alleen over met 'n volkomen vertrouwen op
't geen gebeuren ging. Haar teederheid was haar een