\u
klinkt samen tot één helsche rhapsodie. In de caroussel
laait de lolhitte het felst.
Daar in de hitte der stampende machine, in het
suizend lawaai van het draaien der reuzenroulette
samen met de muziek van de groote orgelspeeldoos,
is het een benauwende atmosfeer van duizeling, waarin
de jongens en meiden elkaar verdringen van de houten
paarden, de schuitjes en alles wat vermeerderen kan
hun duizeling door schommelend draaibewegen, telkens
als de draaimolen uitgeduild is en even stilstaat. Op
een van de paarden zit een meid, kanaljeus mooi,
wegzwijmelend in draaigenot, steeds maar blijvende
zitten, telkens weer een rit, terwijl haar" lichaam
meedeint met het bewegen van het paard onder haar.
Zoo nu en dan perst de stoomfluit zijn satanisch
schaterlachen uit in het immense lawaai.
Buiten hossen de kerels en meiden voort, dronken
al van opwinding, tot ze een kroeg binnendringen,
den vloer doende dreunen onder hun stampsprongen.
In de verstikkende atmosfeer daar verschaduwt de
tabaksrook alle scherpe lijnen als achter een blauwen
mist. Vaag schemert het buffet op achter het rook-
transparant, zwaar van drank- en zweetuitdamping,
met mat glimmen der reuzen-koffieketels van geel koper.
Het is als een woest orgie, de meiden en kerels,
drinkend de gemeene jenever, zonder zelfs te proeven,
alleen willend het genot van steeds meer drank in
hun keel te gieten met achteroverbuigend opvangen
van heel hun lichaam.
Totdat een paarniet meer uithoudend de prikkeling
der heete kroeglucht in hun rouwgeschreeuwde kelen