1-20
zang ruischt over het land. En er omheen liggen de
villa's, grillig neergeplakt tegen de groene heuvels,
met witte muren en roode dakentypische torentjes
en kantige uitbouwselsin vroolijke onwetendheid
lachend tegen het groote eindelooze voor hen.
Sommige als imitatie-roofsloten of gekanteelde paleizen,
andere als Zwitsersche landhuizen of eenvoudige buiten
plaatsen duiken ze dooreengewarreld op boven het
goudgele zand, waar de strandstoelen in de zon stoven
en de badkoetsjes af en aan rijdenwaar blootedartele
lichamen rondtuimelen in de branding of kalme niets
doeners lezen en dutten.
Nog ligt de gewijde, statige rust der groote zee
uitgespreid over het nietige plaatsje.
Nu kun je er 's avonds nog gaan zitten turen tot
je oogen tranenom de zichtbare en toch weer onzicht
bare lijn, die hemel en water scheidt, te zien, de
wondere lijndie Windekind den kleinen Johannes
weestoen hij hem bidden leerde
Je kunt er nu misschien nog de wolkenpoort ont
dekken, waaruit het kleine hof kwam aanzweven op
doorzichtige trilvleugels om Johannes een wonder te
toonen
'tKan nu nog, als op een teeren zomeravond de zon
gaat zinken in haar golvengraf en bloedroode afscheids-
stralen uitschiet in het wazige wolkengebiedals de
zee gaat murmelen en zingen heur doodenzang aan
den dag.
Maar lang zal het niet duren.
Want boven in den hoteltuin bij Konijnenburg of
het huis ter Duin rinkelen glazen en bordenschaterep