131 cier van de week enz., enz. .je zoo weinig tijd gunnen. BergerJaarbeiten ist Leben zegt Van Redik: (In de rede vallend.) Zegt Herman Berger, ja ja, ik begin je te kennen. Maar nu in ernst: »Zeg Her, ik heb je nog niet gehoord over dat nieuwe paard van me, ik heb het nu 14 dagenmaar ik ben in de wolken over het dier. Berger: Ja 't is een almachtig aardige attentie van je vader, een mooi verjaarscadeautje! Van RedikJadie goeie oude heerik was eerst wel bang, dat 't niet goed zou gaan voor den troep, maar dat is me nog al meegevallen. Ik ben van plan om mijn vosje vooreerst nog maar voor den troep te gebruiken. (Onderwijl heeft V. R. een glas port aan B. gepresen teerd, beiden drinken een teug; Berger vindt nu het geschikte moment het gesprek eene andere richting te doen nemen.) Berger: Ik ben gekomen Frits, om met je te spreken over een quaestie, die heel treurig is. Van Redik: Wat is dat nu in eens maar ik begrijp 't allang, mijn menschenkennis helpt me ook altijd, natuurlijk soesah met je chef, kerel, waarom trek je je de zaken toch Berger: Ik zeg, de quaestie is heusch heel treurig voor jou. Van Redik: Voor mij Jongen, dat wordt interes sant De ritmeester heeft toch niet gemerktdat ik van-morgen niet was bij den ochtend staltijd? Berger: Het gaat niet over dienstzaken, maar over iets, wat je veel nader is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1906 | | pagina 309