136 Mary en mij toch maar alleen aan en ook niemand anders. Berger: Zou 't de gewenschte opvatting zijn van vriendenplicht Frits, wanneer ik als oudere je er niet opwees, hoe, op z'n zachtst genomen, weinig royaal je wilt gaan handelen? Van RedikIk ben op dergelijke vriendendiensten weinig gesteld. Berger: staat op om weg te gaan.) Enfindat is jammermaar ik geloof m'n plicht gedaan te hebben en heb me daardoor misschien een vijand gemaakt. Adieu (af middendeur). Van Redik: blijft zittensteekt een cigaret op en tuurt eenigen tijd naar de rookwolkjes.) Manus komt op). Manus zet m'n laklaarzen maar weer weg en hang m'n jas weer op, zonder dat er plooien of vouwen in komen, ik ga van middag niet uit eten. Zeg dit ook aan de juffrouw. Manus: Ik zal er voor zorgen meneer, (af). Van Redik: langzamerhand zich opwindend).\ervelende geschiedenis hoor, allemachtig vervelend. Eerst die val van Mary en dan dat gepraat van Herkan. Ik kan 't niet hebben dat vaderlijke van hem altijd voor mij. Er kan niet 't minste gebeuren, dat volgens hem niet in den haak is of hij maakt er een toespeling op. Ik verdraag 't niet langer, het moet nu maar uit zijn, dat gezwam van hem. Ik ben een man en ik weet toch zelf wat ik doe. Iemand als Herman noemt zich een vriend van jemaar ik dank je feestelijk voor die luidie je komen vervelen met hun verdomd gekletsik heb er mij al veel te vee]

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1906 | | pagina 314