139 niet kwalijk meer; maarhoe kom je aan dat bijgeloof? Manus0 meneerdaar heb ik over gehoord van m'n kameraad. Hij had vaste verkeering met m'n zus en ze meenden het eerlijk met mekaar. Hij is zooveel als tuinman en verdient een 11, 12 gulden in de week en zij was in een fatsoendelijken dienst, waar ze nog wel eens een centje verval had. Zij had nou voor hem een portret laten makenwaar hij me- rakel grootsch meeging. Hij had haar portret gezet in de mooie kamer van z'n moeder. Toen hij op een dag thuis kwam om te schoftenging hij effies kijken naar haarMaar 't portret was van de tafel gevallen en den eigen dag hoorde hijdat zij voor der leven ongelukkig was geworden, doordat zij was gevallen bij 't zeemen van de ruiten. Van Redik: heeft dit met attentie gevolgd.) Ach arme vrouwEnwat heeft die vriend van je gedaan, Manus? Manus: (verwonderd.) Wat bedoelt u meneer, toen ze 't ongeluk gekregen had Hij is toen gauw naar haar toe Van Redik: Neen, toen ze beter was? Manus: Ik begrijp meneer niet goed; hij heeft hard doorgewerkt om centen te verdienen om een huis houdentje op te zetten, als ze gingen trouwen. Van Redik: 0dushij trouwde toch haar Manus: verwonderdJa meneer blijft hem ver wonderd aanzienwaardoor v. R. een weinig verlegei wordt).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1906 | | pagina 317