6 moesten worden onder opperlieden, metselaars (en hieronder één die zich er op beroemde aan zijn twaalfde kerk bezig te zijn), barbiers, letterzetters, timmer lieden en loodgieters, allen ruwe, eerlijke, ongema nierde klanten, gloeiende en blakende voor het socialisme, ook en dit was zeker in hen te prijzen nadat een rijke erftante, zaliger nagedachtenisseben bij haar dood in goeden doen zette? Zou Mejuffrouw A. hem dan nog uitgenoodigd hebben voor bet avondje ten huize van baar ouders, of bad Mejuffrouw B. hem nog op dien pic-nic in haar boog gezelschap geduld? Leugenachtig werd daardoor zijn verhouding tot de families, waarvan bij de zoons en dochters des huizes kende. Zoo bracht hij den eenen avond door in ge zelschap van het ruwe, onbeschaafde werkvolk (men diende ze te vriend te houden), om den daarop vol genden de lieftallige dochter van een hoofdofficier ten dans te vragen of te verschijnen op het partijtje van een schatrijken Indischen oudgast. Dan kon hij niet nalaten, voortdurend te denken aan een leven zoo vol contrastenhij gaf zich aan allerlei duistere bespiegelingen over, en ik zeide het reeds men vond den cadet Matliéo zeer peinzend en stil. Zoo ging zijn leven voort in leugen en bedrog en hij boette er zwaar voor. Veel dacht hij na over de zonderlinge omstandig heden waarin het lot hem geworpen had en dikwijls in een vlaag van eindelooze moedeloosheid en folterende vertwijfeling, dacht hij aan zelfmoord. Klaar stonden na jaren deze overpeinzingen in het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 206