31 Die kussen op het kindergezichtje deden de immer voor elkaar verzwijgenden goed en waren de uiting van hetgeen zij zoo innig voor elkaar gevoelden. Een andefen keer had het broertje dan een kwartje gekregen, dat hij verrukt aan zijn moeder in de huiskamer kwam toonen. «Van hem, maatje, ik mag er alles voor koopen wat ik wil." En o dikwijls hield Mevrouw Mathéo pijnlijk-droevig het muntstukje, om het later heimlijk weer in zijn beurs te doen's nachts als hij rustig sliep. Men had het niet breed in huis. En Wouter moest het zoo min mogelijk wetenvooral zoo tegen het einde van de drie maanden «Kareltje, hier heb je de koekjes en zijn kopje thee. Wouter komt daaraan." «Geef maar hier, maatje. 0 wat lekkere koekjes! Mag ik er eentje proeven, toe, eentje maar." «Nee, nog niet. Wouter zal je er straks wel eentje geven." En zij stond op, om alvast de deur open te trekken. «Nee, ik zal opendoen maatje," en fluks liep Kareltje naar de trap. Dag WouterHé wat ben je laat't Is al halfzeven «Dag Kareltje. Halfzeven? Heb je weer den heelen dag op de klok zitten kijken, kleine klokkijker?" Plotselinge ontroering deden nog sterker het bleek van het zorgelijke moedergelaat uitkomen. Was dat Wouter, die daar zoo sprak? Ook Kareltje wist niet wat er gebeurde. Hij voelde dat hij nu ook wat meer kon spreken. En terwijl Wouter de trap opkwam babbelde rad zijn tongetje:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 231