33 In den opsprank van een machtig groot heil vloeiden heider zielen inéén, zich ver, ver weg verweeënd in het oogenblik van reine verrukking, en stil vergiffenis aan elkander vragenddrukten moeder en zoon elkander innig aan het zoo gruwlijk gefolterde hart. Zij hadden elkaar wedergevonden en in de schoonste omhelzing daalde het schitterende geluk op hunne hoofden neer. Zacht weenend hielden zij elkander vast. Een innige dankbaarheid in hun wezens weefde een teere spinning van zalige extase in de door het lijden fijne en ontvankelijke zielen. Grootsch machtte de heersching van het reine genot. «Mijn lieve, lieve jongen, o ik wist, dat dit komen zou. Heb dank, mijn kind, innigen dank". «Vergiffenis Ma, voor alles wat ik u gedaan heb, vergiffenis!" en de woorden smoorden hem in liefdes kussen op haar bleeke, thans van geluk bevende lippen. «Alles, alles is voorbij Wouter, ik was ook schuldig maar nu hebben we elkander weer en we laten elkaar niet meer los, nietwaar mijn kind. Ik heb je weer als mijn kleinen jongen aan mijn borst, toen je nog alles aan maatje vertelde. 0 wij zijn weer even gelukkig «Dat ik u zooveel pijn heb kunnen doen, arme Ma. Maar ik ben niet ongevoelig geweestogeloof dat niet. Het is voor mij ook één lange marteling geweest, Mama. «Ik weet het, Wouter, ik weet het. En ik zou 't niet langer hebben kunnen aanzien van mijn lieveling." «0, wij hebben elkander weer en niets, niets meer zal tusschen ons verzwegen blijvenMama. De vier schuldige jaren drukken zwaar 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 233