35 Nu eerst voelden zij in hem hun broer, hun grooten broer Laat begaf men zich ter ruste. In Wouters ziel deinden de ontroeringen van den dag na. De vibreeringen der hoogste verrukking waren gaan liggenhet geluk werd vaster in de nastilte. Het werd stil, heel stil in zijn wezen in de teedere liefkozing van het gekomen heil. Het was in hemof de zon neerzonk in lichtende avondstraling over de natuur, die weg-verweeënd start in een bewegingloozefijne proeving aan de extase na een zachten Meiregen of eeuwigdurende vrede over de gróen-glinsterende kruinen was nedergedaald en een heilige nachtvol verrukkings-mysteriën over de aarde zou komen. Zóó kon hij denken aan het Meisje. Heel zijn wezen was het gebed van één groote, kuische liefde, dat opsteeg naar heur zielen zacht ontsliep zijn leven in het hare tot een ander, een heilig, waarachtig bestaan. HOOFDSTUK III. Den volgenden dag waren Pietje en Toosje op weg naar de les. De kleine babbelaarsters van tien en elf jaren hadden het nog druk over de ontmoeting met Lily en maakten opmerkingenondanks de gebeurte nissen van gisteren avond nog vreesachtig voor Wouter uitgesproken die getuigden van de wijsheid welke kinderen van dien leeftijden vooral meisjes, op school reeds van verliefdheid beginnen te krijgen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 235