wat ik nog kon wenschenalles wat mij nog gegeven
kon wordendat heb ik aan jou te dankenLily.
.Mijn - hart - zei mij alles, wat ik doen moest, Me
vrouw. Ik kan niemand zien lijden. En toen Woutei;
mij vertelde, hoe ontzettend u moest lijden, hoe held
haftig u het zware leven droegudie zooveel recht
heeft op het geluktoen kon ik niet anders doen.
Ik voelde, dat Wouter door mij tot iets goeds in
staat was. En ik heb goed geziennietwaar vroeg
Lily in bekoorlijke lieftalligheid.
»0hoe kun je dat nog vragenVan het oogenblik
af, dat je alles werd voor Wouter, Lily, toen eerst
konden we weer gelukkig worden. Hoe heb ik hem
benijd, dat hij jou zoo lang al kende, terwijl ik niets
van je wist. Wouter had alleen maar van je te ver
tellenLily, en je was me ineens lief, even lief als
hij. O, je houdt van hem, nietwaar, je hebt hem
lief, Lily, toe laat me dat uit je eigen mondje hooren
lief meisje."
»Ja, ik heb hem lief, innig lief, voor heel mijn
leven, Mevrouw"
»En hij, evenals wij allen, wij zullen niet ophouden
je lief te hebben!"
En zij omhelsden elkaar in de schoone heersching
der liefde.
In haar zielen bloeide thans het louterend bestaan
van het leven, dat alleen in de menschen komt op de
oogenblikken van machtige liefdedie op de lippen
roept een stillen glimlach van volop geluk en die het
geloof brengt aan enkel het mooie en goede van wat
bestaat. Een tijdlang gaven zij zich over aan hun
stil geluk. Toen, aan de werkelijkheid denkend, kwam