69 't oorspronklijke in dat meisje, 't gracieuze in haar doen, 't lieve aantrekkelijke van haar gestalte. Overdag had hij dikwijls een oogenblik van ergernis als hij toevallig zagdat ze een roesfvlekje of scheurtje in haar blouse had, dat haar schoenen waren afgeloo- pendat haar haar slordig zat. Maar 's avonds, als de duisternis neerzonk in den stillen theetuinwaar ze dikwijls zatenzag hij dat niet meer. Haar oogen konden zoo heerlijk opschitteren haar kleur was dan van zoo'n egaal rosewit, dat hij zacht haar slanke hand streelde of haar in z'n armen nam. Eerst had ze dat niet willen hebbenwat had je aan dat zoenendat aanhalen je kon toch evengoed rustig naast elkaar zitten. Maar eindelijk had ze toe gegeven. En hij had haar frissche lippen gezoend en even toen had ze de zijnen aangeraakt. En toch 't was een zoen zonder passie, er kwam zooiets weemoedigs in hem, toen hij dat jonge gezichtje tegen het zijne voelde. En vergeefs vroeg hij zich altoos maar af, wat hij toch wilde «ij voelde heel goeddat het niet in orde was wat hij deed, dat hij in z'n vroegeren tijd zoo'n han deling gemeen zou hebben gevonden. Maar hij liet zich gedachteloos gaan. Hij wist, dat er verscheidene jongens van haar stand dolgraag naar het mooie Gatótje zouden vrijenen dat zij ook vroeger dikwijls een praatje of wandelingetje met hen maakte. Maar in z'n onwillekeurig egoïsme, in een haar- geheel-de-zijne-willen-maken, had hij haar, na een heel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 269