73
En tijdens al de drukke festiviteitende schitterende
weelde van die groote stad, bleef vriendinnetje voor
hem toch altijd weer ietsdat hem na al de verveling
en physieke afmatting wachtte als iets van een zachte
vrede en innige teerheid.
En toch, toen ie weer terug was en vriendinnetje
even 's middags in de stad gesproken hadtoen kwam
er plotseling een leegteeen gevoelalsof hij iets
miste, alsof er iets brak in z'n verwachtingen. Hij
ergerde er zich over, dat er vlekken waren op haar
rok, dat haar blouse versleten was en 'tlint van haar
hoed ontelbare prikken had van de hoedenspeld, dat
haar gezichtje verhit leek en de haren slordig opge
nomen waren. Het scheen hem, of er iets ontbrak
aan z'n meisje, z'n vriendinnetje, alsof haar bekoring
verbleekteen 't gewone, 't alledaagsche ook dit alweer
had weggenomen.
Hij moest zich bepaald moeite doen spraakzaam te
zijn, haar te vertellen van de groote stad, waarvan
ze nog maar zoo weinig wist, waarvan ze het opge
wonden bloed nooit had voelen trillen in krachtige
polsslagenwaarvan ze zoo weinig vermoedde.
Het werd hem loom en drukkend van binnen.
Hij vond haar wanhopig gewoon, vervelend, net
als alle anderen: ze had niets meer van de stille lief
heid die hem in 't begin zoo vreemdzoo onzegbaar
ontroeren kon. En ondertusschen vertelde vriendinnetje
hemdat ze in dien tusschentijd fietsen geleerd had
dat er een muziekuitvoering geweest was, waarbij ze
door twee heeren was lastig gevallen, dat er zoo'n
leuke nieuweling op 't atelier was gekomen.