u
En hij luisterde zonder eenige belangstellingdie
woorden gleden langs hem heenzonder dat hij er
den zin van snapte. Z'n stok sloeg eentonig op de
de straatsteenen en hij kreeg alleen 't idee dat de zon
brandend warm en het bad nog een heel eind uit de
richting was.
Hij was blijtoen vriendinnetje eindelijk na een
haastig, guitig knikje haar atelier binnenwipte.
's Middags op z'n kamer rookte hij sigaret na sigaret
en 't leek hem toe, alsof de blauwige rookkringels
telkens maar vraagteekens om hem heen trokken,
ironische vraagteekensdie met een spottend gekronkel
in hun uitgerekte lijnen langzaam oplosten in de klare
lucht. Was dit nu iets, dat hem voldeed, dat hem
iets rustigs, iets innigs kon zijn?
Och nee!
En toch was 't hem of een vage weemoedigheid
telkens en telkens weer z'n gedachten meetrok naar
't vriendinnetje, alsof er rondom iets was, dat hem
een belofte toefluisterde van verbetering, van opbeu
ring. Maar m'n Godwat kon vriendinnetje dan voor
hem zijn, wat mogelijk voor hem worden?
Niets, niets, niets 't was allemaal onzin,
verliefderige sentimentaliteit, weeke flauwiteit! Lief
had hij haar natuurlijk niet
Verbeeld-je, liefhebben!
Liefhebben doe je maar eens in je heele leven
Eens? Och God, ook al dwaasheid, ook al opsnijderij,
dweeperijonbekookte levenswijsheid.
Liefde! Ja, wat was liefde?