75 Hij wist het niet't liet hem vrij koud't deed hem onverschillig schokschouderen. Je meent zoo dikwijls lief te hebbenje geeft misschien, zelfs zonder dat ze hetzelf weetéénja twee jaar je heele ziels- en gemoedsleven aan een vrouw, of ze fluistert je indat dit nu de eeuwigeeeuwige liefde is, je hart bloeit op, je bloed stroomt vroolijker, je energie komt terug en ten slotte verflauwt het, zooals alles eindelijk verflauwen moetomdat je adem niet altoos even frisch, je polsslag niet even krachtig blijft. Liefde! 0, eens had hij 't ook gemeend, dat haar sluier als een ontroerende schoonheid over hem was uitgespreid en dat z'n leven iets worden kon. Dat was daar, aan de zee, bij de wiegeling der golven. Toen had die geheimzinnige stemdie ieder mensch hoort, als er een plechtig uur is in z'n leven, ook tot hem gesproken en had hem verteld, dat dit het langgezochte was, dat dit nu nooit meer terug keeren zou. En daarna had de stem gezwegen ze was weg gestorven, zooals op een roerloozen lenteavond de trillende klank van een vioolsnaar langzaam, langzaam wegsterft in een stille oneindigheid. En nog altijd wachtte hijwachtte hij dag aan dag op één enkel woord, één enkele natrilling van die vreemde stem. De stem had echter nooit meer gesproken. Wél had hij die liefde gekoesterd, wél had hij z'n liefde bewaard en heel in 't allerdiepste hoekje van z'n melankolieke mannenziel lachten nog de sterretjes in haar bruine schitteroogenzong nog haar jonge stem.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 275