80 dat kind maarmisschien 't zou haar maar triestig en nadenkend stemmen. En zóó als ze nu eenmaal was, had hij haar het liefste. En zóó moest het dan ook maar blijven. «ZegHans?" »Nou «Maar jij bent er toch niet boos om? 't Was geen nuk van me, hoor, maar 't kwam zoo opeens dat ik er niets meer tegen doen kon." «Nee, natuurlijk ben ik niet boos. Waarom ook? 'k Vond je alleen heel vreemd. En dan dat weghollen opeens 'k Ben toch geen aanrander of iets dergelijks Enfin, we zullen er nou maar geen woorden meer over vuil maken, 't Is achter den rug en dus basta Maar waar wou je vanavond naar toe?" «God ja, dat heb 'k je nog niet eens verteld. Ze hebben 't thuis in de gaten gekregen en 't is gisteren avond op een vreeselijke herrie uitgeloopen." En nu vertelde Cato hem dat haar zuster alles had over gebriefd. Net of zij 't nooit gedaan had! En wat stak er dan nog voor kwaad in? Vader had gevloekt, moeder gehuild en 't eind van alles was geweest, dat ze niet meer laat kon thuiskomen en ze haar altijd zouden nagaan. D'r zuster had later nog tegen haar alleen gezegd dat ze 't verteld had, omdat ze juist met dien vent liep. Was 't een ander geweest, dan had ze 't wel voor zich gehouden. Maar die En ze had haar alles van Hans verteld. Met wie hij zich vroeger had afgegevenhoe hij vroeger leefde en soortgelijke dingen. Hans liep zwijgende door, 't hoofd omlaag, onwille-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 280