83
«Catotje, kindje, je durft wel, hé?''
Heel flauwtjes knikte ze.
«Geef me nu een kus, kleintje, één zoen maar, tot
Maandag."
En toen opeens raakten haar zachte lippen zijn mond
en zoende ze hem. Vluchtig, heel even maar was de
aanraking, maar 't was toch een zoen.
En dustot Maandag Bij de spoorbrug Ja En
je komt vast en zeker Hou me niet voor den gek
hoor".
En weer drukte hij z'n lippen op haar frissche ge
zichtje, maar nu zoende ze hem niet terug.
ft Nou schatje, tot Maandag! Hou je stevig en denk
er nog maar eens over na. Dag, snoes, adé hoor.
Tot ziens".
En hij zag haar slanke gestalte vroolijk wegtrippelen
nu was ze bij den hoek, nu keek ze nog even om,
hij wuifde, ze knikte terug en toen was ze weg.
stak een nieuwe sigaret op en wandelde de
stad weer inom nog even in 't Centraal een grokje
te pakken.
Vooral niet denken nuvooral niet denken
Maar 's nachts kwam het weer terug.
Wat wilde hij van haar Waarom had hij 't nu
weer aangemaakt Waarom toch in Godsnaam
Waarom Waarom
Ze zou natuurlijk van hem gaan houdenomdat hij
zoo geheel anders was, als de jongens die zij kende,
de kruideniers, de slagers, de bakkers, de klerken.
Hij zou een zonnige afwisseling zijn in haar eenvormig
leventjeeen glimlach van 't geluk. En glimlachen