85 Hij wierp z'n sigaretteneindje wegkleedde zich vlug uit, trok de dekens over zich heen en sliep in. En door z'n slaap heen ruischte weer de oude wiegezang, de wiegezang der zee. Waarom is er toch in ons leven nog iets anders als dat? Het is het eenige volmaakt-rustige, het eenige, dat weet, waar 't volmaakte, het groote geluk is, het Nirwana, dat je opneemt in wijd-uitgespreide zachte armenen je altoos door wiegt op dien zachten weemoedigen wiegezang, het oude lied der golven. Ze vragen niet naar 't hoe of 't waaromde golven ze botsen op de kasten en rollen weer terug, en rollen weer aanen rollen weer terug. En steeds maar zingt dat overoude lied Waarom is dat lied niet het lied van ons leven? Maandag-avond. Hij liep al meer dan een kwartier te wachten. Vervelend, dat eeuwige heen en weer geslenter. Iedereen kreeg het natuurlijk in de gaten. Dat kon hem nou wel zooveel niet schelendie ongeluks zaaiers lieten hem toch vrij koud, maar stel je voor dat zoo'n kind je nou liet wachten dat je hier voor gek stond, 'n Gezellige historie. Zou ze misschien verstandig zijn geworden? Hm., zij verstandig? Daar was ze toch waarachtig nog te jong voor. Te jong! En hijhijzou dat jongs bedervendie reinheid ontwijden, dat lieve kindje ook al maken als 't restje! Ook al een scharreltje van de avondstrateneen pronkerig nachtvlindertje! Daar had je 't natuurlijk weer, dat eeuwige geklets. Moest hij dan altoos en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 285