88
»Ja kindje, 't is het beste maar dat we 't uitmaken.
Er kan toch niets van komennietsniets. Misère
ellende, ongeluk! En dan? Dan heb ik misschien de
kracht niet je te helpen dragen. Nu nog wel, dan
allicht niet.
Doe 't nooit meer, Cato, heusch doe 't nooit meer.
't Is zoo beroerdzoo ellendig. Je bederft er je heele
leven mee. Ga alleen om met lui van je eigen stand.
Niet met ons. Waarachtig, 't is't ongeluk voor jullie.
We ontnemen je te veel. En wat geven we je terug?
Niets, niets, een onnutte kleinigheid, een lintje, een
strikje, een zonnige herinnering. Meer niet!
Je bent m'n verstandige lieveling, hoor! Wantje
bent meer in m'n leven geweest, dan je zelf wel weet,
meer dan ik zelf vermoedde. Maar ga nu, Cato, ga
nu. Nu nog heb ik de kracht je dat te zeggen. En
een andere keer misschien niet meer. En dandan
ben je ook meteen verloren.
Je moet niet treurig zijn, Cato, heusch niet, je
komt er makkelijk genoeg over heen. Maar laat het
ook de laatste keer zijn. Je mag wel eens aan me
denken, hoor, en ik zal je ook niet vergeten, maar
deze avond moet de laatste zijn. M'n lieve vriendin-
neke, begrijp je me, de allerlaatste!"
Ze sniktesnikte met kleine zenuwachtige schokjes.
Haar gezicht had ze afgewend.
»Catotje
»Ja?"
»Zoen me nu voor 't laatst. Durf je nu?"
En toen plotseling hing ze aan z'n hals en ze kuste
z'n mondz'n oogenz'n wangenz'n voorhoofd in
een blinde passieopwelling. En hij zoende haar terug.