98 Maar toen Toen was het die oudeoude wals die hij met je danste. Hij walste heerlijkvlug en licht zweefde je met hem door de zaal. En herinner je je nog, dat je een vuurroode kleur kreeg, toen je de oude mevrouw Van den Berg hoorde zeggen, dat jullie zoo'n knapaardig paar waren Hij had het ook gehoord en diep keek hij je in de oogen. Maar in z'n eigen hart heeft hij niet gekeken. Dat kon je toen ook niet begrijpen, grootmoedertje was nog zoo heel jong. En toen je 's avonds thuis kwamen voor je open raam ging zittentoen hing de zomernacht zoo dood stil op de aarde en de rozen geurden en de sterren twinkeldenduizenden sterrenmaar geen toch zoo mooi als hét sterretje in zijn oog. Je voelde je zoo vreemd, je was zoo anders als ge woonlijk en steeds neuriede je die onvergetelijke wals en streelde je de witte roos, die hij je gegeven had. Lang heb je voor den spiegel gestaan en elk trekje van je gelaat bestudeerd, en je blonde, lange haren, omdat hij gezegd haddat het gouden draadjes leken. Nu zijn ze al lang grijs, en hun glans hebben ze verloren. Maar toen Toen was je ook jong, hè grootmoeder, jong en onnoozel, en het waren maar altijd die walsmatendie als dollen ronddraaiden in je hoofd. De volgende maal, dat je hem op een bal ontmoette, vroeg hij je weer dezelfde wals. Er was een vreemde schittering in z'n oogendie nog vragender, dringender leken dan anders. Koolzwart waren die oogen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 298