4 OÓ En maandenlang heb je getreurd over hemhoewel hij het nooit waard was geweest. Maar je kon die oogen ook niet vergeten. Die vonkten in je gedachten als de sterren in dien éénen, prachtigen zomernacht. Toen kwam het leven weer en heeft je opgenomen in z'n wijde armen en je verstrooiing en jonge-meisjes genoegens gebrachtje oogen keken weer vroolijker en je lippen hadden het lachen weer aangeleerd. Alleen als je die walsmaten hoorde, dan kwam die melancholieke stemming weer over je, en je dacht weer rond te zweven in z'n armen en fluisterde hij z'n lieve woorden weer in je oor. Toen heb je grootvader leeren kennen. Hij kon weliswaar niet zoo mooi dansen als die ander en z'n oogen waren niet van dat zachte fluweel, z'n tanden glinsterden niet zoo ondeugend onder een zijdigen knevel, maar toch vond je hem wel aardig, je vond hem heel s)7-mpathiek. En toch weet je zóó zeker, grootmoeder, de liefde, de groote liefde was het nietHet is ook nooit tus- schen jou en grootvader die liefde geworden. Want hij vroeg je z'n vrouw te worden. Eerst heb je geweigerd, maar toen je z'n verslagen heid zagdie moedelooze uitdrukking van z'n gelaat toen kreeg je medelijden met hem. Je ouders vonden hem een geschikte partij en je moeder kwam 's avonds bij je op de kamer en nam je in haar armen. Zij vroeg je of je er nog eens over denken wou. Of je wel heel zeker wist, dat je hem niet liefhad? Hij was zoo'n goeie, innig-brave jongendie zooveel van je hield. En je beloofde nog eens na te denken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 300