102
storven, maar als daar het tooverwijsje jolig door de
kamer huppelt, komt hij terug. Hij staat weer voor
je en buigt, en vroolijk glimlachend legt hij z'n armen
om je middel heen en danst met je weg.
En z'n woorden fluisteren zoeteverleidelijke dingen
in je oor, z'n oogen schitteren en lachen en altijd
zweeft hij verder met je, altijd woester, altijd doller,
altijd maar door