104 bijna niet meer dragen. Menschen zijn dom, droomer. Zij zien niets en maar weinigen kunnen de taal begrijpen waarin wij, steenen, spreken. Wij allen, wij harde, doode, grijze en roode steenen, wij vormen één mooie taal. En die begrijpen zij niet, die andere menschen. Kijk maar eens hoe zij die pilaren in de eetzaal Hier werd droomer plotseling opgeschrikt door de nijdige hoornstootendie hard tegen de oude steenen muren weerklonken. En het rumoerige gesoezel boven hem nam toe eenige tonen van den meest in zwang zijnden straatdeun ontsnapten door de ramen der corridors en weldra stroomden de cadetten van alle kanten naar de binnen plaats. Even nog bleef droomer staan, en toen ging hij naar de wapenkamer om zijn sabel om te gespen. Het was daar een vreeselijke warboelalles liep door elkander en overal geschreeuw. Hier en daar een hoffelijk «pardon" gevolgd door een nijdig gezicht. Een zware lucht bezwangerd van sigarettendamp en de reuk van geweerveten daarbij stonden de oppassers stil te kijken met onbeweeglijkestroeve gezichten. Droomer ging naar buiten en steeds sterker en sterker werd het geraas om hem heen. Daartusschen weer klonken reeds schril eenige commando'sdie echter in al het rumoer verloren gingen. Plotseling sloeg de stoot in de binnenplaats en langzamerhand kwam er eenige regelmaat in de woelige menigte. Droomer was sectiecommandant en liet zijn man schappen aantreden. Toen kwam de luitenant. Nog ééns een gebiedend «geeft acht", en toen werd alles stil.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 304