115 Nelly met klimmende ontroering). Ik was een kleine wildzang niet? Verleden Zomers, o wat ruw en wild kon ik de Arme bloemen knakken, 'k Wil 't niet meer doen. En dan de vlinders die ik ving en in de Zwakke vleugels kwetste! Ach, zij konden niet Meer vliegen uit mijn kleine wreede hand! Niet meer fladd'ren in het rond, zoo dartel Van bloem tot bloem, in zonneschijn daarbuiten. 0dat was wreed. Te stervenals het licht Aanlokk'lijk wenkt tot rijzen naar omhoog, En overal zoo bloeiend leeft het leven! 0, dat is wreed, om dan te moeten gaan! (barst in snikken uit Oom Franck (op teeder-dringenden toon). Nel, mijn arm, arm meisje, wil je 't nü nog Langer voor oom Franck verborgen houden Moet ik nog langer aanzien, hoe je Langzaam wegkwijnt en in stilte lijdt om een Geheim verdrietdat je verzwijgen blijft Nelly (hem in de rede vallendmet verwarring). Neen, niets't is niets,'t is wèrk'lijk niets, [oom Franck Wat praat u toch Ik ben alleen een beetje Overspannen Maar wat doet u vreemd toch In den laatsten tijd Wilt u zoo graag dan Dat ik wèrk'lijk stil verdriet zal hebben (met den vinger dreigend). I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 315