118
Nelly.
En zélf bracht hij ze hier
Oppasser.
Jafreulezélf.
Meneer was hier om vier uur al present,
En zag er, met verlof, zeer slaap'rig uit.
Nelly met een hooghartige beweging naar de deur
wijzend).
't Is goed.
Oppasser.
Jafreulemaar Ieh
Nelly {ongeduldig).
Ja, je
Kunt gaan
Oppasser.
't Voornaamste moet nog komenfreule.
Meneer zou hier al weer present zijn, freule,
Zoo gauw meneer toilet gemaakt had, zeidie.
{oppasser af).
Nelly met minachtenden blik den verdwijnenden
oppasser nakijkend).
De bruut
{een pijnlijke stilte. Oom Franck heeft bij Nelly's
uitroep een onwillekeurige beweging gemaakt. Terwijl
zij de bloemen in een vaas doetzegt zij op afge
meten toon)