120
WederkomstWij beiden dachten aan dat
Woord en spraken het niet uit. Wel moet de
Openhartigheid al goed verstikt zijn
In 't kinderlijk gemoed jegens zijn oud'ren,
Dat het zelfs de blijdschap koel verveinzen
Kan
Nelly (stampvoetend).
Dit gaat te ver, oom Franck. Daar zijn nu
Eenmaal dingen, die het kind, als het
Volwassen is, niet toevertrouwt meer aan
Zijn ouders
(oom Franck maakt een driftige beweging).
Nelly (snel doorsprekende).
En te meer, wanneer het voelt,
Dat d' ouders anders denkendan de
Kind'ren het nü doen
Oom Franck.
Mijn God, is hier de
Kanker reeds zoo stinkend doorgerot;
En ik, die daadloos bleef, terwijl de duivel
Verre was, een week de onschuld niét bezocht!
Nelly (verontwaardigd).
Oomik verbied u langer zoo te spreken
Over Albert, mijn verloofde, hoort u mij?
Oom Franck.
Ik hoor u, freule, maar een ander dan
Het kind, dat mij uw vader aan zijn sterfbed