123 Nelly met gesmoorde stem). Oom Franck, ver Oom Franck (in vertwijfeling). Mijn God, ik smeek udit ontzettende Dit niet te dragenvreeselijk vermoeden O'k smeek uneem het van mij weg (knielend bij den sofamet diepe ontroering). Mijn kind, Vergeef 't een ouden veteraandat hij Te ruw was in zijn woorden, maar oom Franck Wordt oud en heeft reeds veel geleden, Nelly. Ik dacht, dat dit vergrijsde hoofd niet meer zou Buigen onder 't zwaarst verdriet. Ik heb je Innig lief, mijn kind, zoo innig lief! En Ben zoo bang, zoo bang, dat ik je niet Behouden mag, zóó, als ik je ontving Uit 's Vaders stervend' handen (Staat op.) En door hèm, door Hèm alleenzoo mij die eed te schande werd Daar waart besmetting rond in deze tijden, Kind, die alles aantast en verpest wat Mooi en rein nog in de onbedorven (plotseling haar bij de hand vattend.) Nelnog korten tijd slechts en dit grijze hoofd Zal eeuwig zich ter ruste leggen. Bij Alles, wat nog overbleef aan liefde voor Oom Franck, o keer terug, nog eer 't te laat is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 323