12Ö Franck Edeling (zich nauw beheer schend). Albert, bij God! Albert. We kunnen 't zonder God wel af. Franck Edeling. 0, martel mij niet langer! Albert, Zweer, zweer mij bijbijbij alles dan Wat jou het dierbaarst is, zoo 't nooit gelogen Albert. Houd op! Ik ben nu lang genoeg gehoond, Gesmaad door Zeg, oude man, kunt u Nog gruwlijker mij kwetsen in het Heiligste, dat ik bezit? Nog dieper Wonden slaan in 't toch al zoo gefolterde Gemoed?Onteerd!?Wat bent u? Duivel? Of mensch? Maar voel dan ook, dat zoo er ooit Iets reiners nog bestaan kan dan het reinste Hier op aard', mijn liefde dit moet zijn! Franck Edeling (in groole ontroering). 0 dank, mijn jongen, dank, mijn inn'gen dank! Vergeef mij, Albert, dat ik zóó ontzettend Schuldig denken kon. Vergeef 't den ouderdom Als men zoo na bij 't scheiden staat, en dan Met wreeden slag verliezen moet al wat Dit leven nog zijn glansen geeft, dan baart Die smart een onverzoenb're haat, waarvoor Het heiligste slechts vuige schennis is. (een groote stilte).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 326