Albert (in ontzaglijken tweestrijd).
Is dit het onheilspellend teeken van
Den waanzin? Welke macht doet hier ter neder
Stortenwat onwankelbaar door daad
Gedachte opgetrokken werd Heb ik
Hier tóch gezondigd?
Oom Franck.
Zwijg, houd op, met langer
Te ijlen zoo in die vervloekte raadsels
Gezondigd? Waanzin? Blijft dit spook dan
Overal ons dreigend volgen? Zeg,
Hebben wij zóó weinig dan voor u
Geleefd, dat wij in uwe harten niets
Hervinden meer, niets, niets gemeens met u,
Dat wij gevoelden in den jong'lingstijd?
Bedek de waarheid langer niet! Daar is
Iets voorgevallen. Stoot mij niet ten
Tweeden male in een valsch vermoeden
Het góede wil dat heilloos zwijgen niet!
Albert.
Maar wèl het dènkbeeld over goed of kwaad
Oom Franck.
Hier is de laffe spotgeest van den nieuwen
Tijd! Genoeg, waanwijze melkbaard! Hetzij
Goéd naar jou pedanterie, ik ben 't, die
Hier de macht der uitspraak nog zal hebben
En nu wat is gebeurd