13Ö Vertwijfelingsvolle kamp, waarin geloof, Hoop en vertrouwen in een God en in Mijzelven langzaam aan vernietigd werden, Tot mij het leven was één folt'rend zelf- Vervloeken Doch daar rees in vlammengloed De liefde in mijn smachtend wezen, toen Het meisje tot mij kwam als schitt'rende Belofte van een wonderbaar geluk, Dat in een stralenkrans mij tegenblonk In overweldigend betoov'rende Verschenking. Machtige verreining toog In mij, weer keerde poëzie in mijn Gemoed. Die stijging naar het licht, 'tgeluk, De liefdehief mij machtig opsteeds hooger En barstend loken eigen kracht en wil Naar hunne hoogste uiting Franck Edeling {de bevende hand aan het voorhoofd). Mijn God, wat is dit, dat in tuim'lende Duizelwerking de wil verlamd wordt tot De tuchtiging van het ontzettend kwaad Albert {in dezelfde ijling). Het is de heersching van de liefde, grijsaard, De hoogtij der natuur, die eeuwig spinnend Weeft haar onverbreekb'ren band door alles Levends heen, 'tzij ouderdom of jeugd. 0, Vraag geen tweeden keer, of u niets van u Wedervindt, niet wederleeft, in ónze Harten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1907 | | pagina 330