Zonne-jeugddroomen. FRAGMENT. OPDRACHT. Aan Mevrouw CHR. G. Gij, die mij in dit leven zijt gerezen: Een vol ontloken pracht en wond're praal Van adelhoog belijning en bestaning In kalme glorie van uw waar, uw Vrouw-zijn. Aan dit mijn smachtend Ik, dat ópen lag, En werd doorschokt van eene éven-raking Door U, en plots was in één grooten bloei Van vol-gehéél zijn, waar en gróótsch, o Vrouwe, Ik ben een van Gods hand bestrékene, Die hijgt in prang van onverwelkb'ren bloei, Een éénheid, tot in 'tinnigste volmaakt, En duiz'lend wég van in-bevrediging, Een vreemde, wond're bloem, van zon door-gloèid, - 0 star in d'eigen-zelfbetóóv'ring mijner pracht!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 199