27 Albert. Vraagt mij zoo lief verrukk'lijk en verrast, In welken toover hult gij mijn gemoed Ja 'k droom van u, ik droom van u, mijn Lief, In stille mijmerdroomen van verrukking Van wonderbaar geluk en liefde! Ik schep veel schoone wereld om u heen En doe veel bloemen bloeien om uw wezen Veel zonneschijn u tooien goud en blond! En als alom het zwijgend leven leeft Van zomernacht, vol stergeflonker en mysterie, Gaat alles u heel zacht-verrukk'lijk aanzien, En streelen teer uw wang met avond-bloesemgeuren Beparelen uw lokken met stillen flonker-dauw 't Gaat alles u veel wondersprookjes fluist'ren En wiegen uw gemoed in wonderzame zangen En heffen hoog uw ziel naar 't licht der heil'ge sterren Nelly. Gij zegt mij dingen, die zoo wonder-gloeien Voor mijn oogenroze-rood Albert. 'k Moet zachtkens Weren deze handen van uw lief gelaat, En drinken al dees stillenteed'ren gloed Diep in mijn ziel, mijn innigst wezen, Waar het zal blozen en zal branden, roerloos, Heel devoot, vol fluisterstem en koming Als roode schemer in een gouden toovertempel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 203