29 En licht'lijk rijzen gaat en zich verheffen In deze jonggeborene gedaante, Die nauw gevoel, noch wetenschap meer heeft Der kluisters aan de saam-geklonken handen Doch naar het licht keert het betraand gelaat, En vol verrukking voelt ontsnapping naar den hoogen Waar grenzenloos rondom bevrijding zich gaat breiden Ik ben een jongevrije kracht in 't leven Gij eeuw'ge krachten der natuur'k omvat Uw machtig drijven in mijn vóórt-bestaan, En voed en koester alle in mijn boezem u! tot Nelly). Ik ben een vrije, vrije kracht in 'tleven! En dank dit allerhoogste aan u alleen! Nelly. O zijt mij goden-sterk en goden-heerlijk In dees wonderlichten opstand uwer ziel! Albert. O leef in mij, leef in uw Gód, mijn Wezen! Wees mót mij, één in gansch mijn heerlijkheid! Nelly. In lichte kringen weeft om mij De trekkings-toover van uw woord, En doe mijn ziel in wond'ren gloei Diep-innig branden in uw ziel!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 205