30 Albert. Zooal.s ik u thans nader-kommijn Lief, En immer nader aan u treed, in-nader, Veel groote, schoone driften in mijn hart, Warm-wervendgansch'Iijk in mijn groot verlangen, Om uw schoon Zijn, uw reinen louter-bloei Zoo kwam ik in mijn droomen naar u toe, En breidde, smeekend in den duister-wilden nacht, Mijn armen naar uw heerlijk bloeien uit! Nelly. Daar is een tokk'ling fijn aan mijn gemoed, Veel dringing, warrn-lijkvan een teed're trilling In mijn wezen Albert. Dat vol duizendvoudige Bekoring mij betoov'rend tegenstraalt In het verheerlijkt aangezicht! Mijn Lief, 0 laat mijn hand uw blanke hand omvatten, Laat mij u teedervast omsloten houden, U hoog beschermend in mijn bloei van liefde! Een wereld bied ik u Van eeuwig zonnelicht En lachend bloemenleven Van gouden schitter-lust En blonde too ver-zangen Van eeuwig jonge min Mijn immer-rein mijn gansch bezit!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 206