Si
Gij glimlacht, en wilt weren dezen glimlach
Van uw lippen! O gij zijt de mijne!
Mijn bekoorde oogen drinken vol den toover
Van uw bloeiend lijf en aan uw lippen
Wil ik lesschen mijn onleschb'ren dorst
Naar godenmachtig rein geluk, naar liefde!
(kust haar hartstochtelijk.)
Dit is het oogenblik van heil'ge wijding!
Ik heb u lief, zoo innig lief, en stil,
Wonderstil groeit mij dit overweldigend
Geluk vól in het innigst binnenste.
Zóó als dees stilte in den zomeravond,
Nu in roerloos zwijgen blad en knop en bloem
Zich aan verrukking gaan bedwelmen
Die komt al in het lichtend duister vol mysterie!
(nog éven blijven beiden dicht aan elkaar gevlijden
gaan dan langzaam langs het stroompje af.
Onmiddellijk hierop Guy Briand.)
2de Tooneel.
Guy Briand (alleen).
Dus vloeie'in-éénde deelen van de Daad,
Waar de gedachte van 't Geheim was één
!k Aanschouwde
En weder werkte machtig hier
Het Teeken voor mijn ziel
Het vindt en treft zich samen
Wat moet gaan in ééuwig drijven