u
Mevrouw.
Welnu, hen drijft de eetlust minder sterk!
Franck.
Ik zie wat anders in denzelfden schijn.
Mevrouw
Dat zij hun vreugde vinden in elkander?
Maar Franck, dit eischt geen scherp gezicht Nog
[minder,
Dat een onrust u zoo heimelijk vervolgt!
Franck.
Laat varen dezen toon van lichten zin
Het komende vervult met bange angsten
Mijn gemoed.
Mevrouw.
Gij blijft mij onverklaarbaar!
Franck.
Gij allen zijt met blindheid mij geslagen
Mevrouw.
Zoo breng dan klaarheid over al dit duisters,
En langer niet beklem ons mede in den druk
Waarin reeds gij zoo zwijgend, stom bedrukt moet gaan
Franck.
Gij allen zijt met blindheid mij geslagen
[in plotselinge uitbarsting).
Opstand heerscht in dezen driesten jongeling,
Opstand tegen wereldorde en gezag!