30 Albert. Wil gansch'lijk mij betoov'ren dan, gij kleine heks?! Nelly. Wij zijn toch beiden kind'ren nog, gij Lief, Zooals wij spelen met ons zoet geluk En zorgeloos alleen maar leven in ons spel! 0 gij, wat mag er in u zijn, zoo wonderbaar, Dat gij zoo groot en hoog kunt weze' en toch Zoo heel gelijk met mij wilt zijn: een kind, Een in-gelukkig kind! Albert. O diép en waar Een kindIk ben 't met u. De woordjes geuren In uw schoonen mond en weve' 'n eng'lenrei Van kinderzieltjes om ons heen. Zij winden Kransen en mijn doode kinderdroomen Loten alle bloeiend weder uit, mijn Lief! 5de Tooneel. (Guy Briand en het gezelschap der jongeren). Briand. Hier zijn de schuldigen! Albert. De schuldigen! Nelly. Wij schuldig!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 215