6de Tooneel.
Guy Briand (alleen).
Gij Guy Briand, zijt weder gansch alleen,
Gij ingebeelde god van eigen maaksel,
Kunt weer in-éénen storten op uw troon,
De schijn is wèg en daarmee alle stut
Wat schrijdt gij voort in trotschelijk verachten
En dwingt uw trekken al in fiere strakte,
En ziet niet om, naar liefde, naar geluk!
Gij staat, en houwt, nooit-rustend aan uzelven voort
Op 't hecht, onwrikbaar stalen voetstuk!
Gij dwaas Eén vingerdruk van vrouwenhand
Verbrijzeld ligt uw maaksel in het stof!
Gij treedt de schoonheid tegemoet, met tarting,
Koud, gevoelloos, o in ijzige verstijving
En krimpt in-éénen wentelt u in 't stof,
En strekt de armen sméékend, wild-verlangend uit,
Als om u heerscht de nacht, en gij alléén,
Alléénig zijt, een doodsverschrikking in uw ziel!
Gij staart, en stoort u aan omgeving niet,
En richt uw blikken vast op 't toekomst-beeld
Zij goat voorhij En in den geur van hare lokken
Bevangt een duizel uen tuimelt wank'lend om