-18 Zichzelve bouwen weder op, vol grootschen hef, En al-beleving lieurer doode vormen En worden 't levend Zijn naar 't sagenwoord Dus rijs ik dan schoon-machtig naar omhoog, En zetel in der sfere' onsterflijkheid Wijl ik toch ben: gansch puinhoop van mijzelf, En bouwval van mijn forsch-gebeelde fantasieën Doch in den ziele-bloei der klare nachten: Mijns Zelfs opstanding wonder-hoog en heerlijk! En heerschik lier-gevallentrotsche Engel Herrezen in den luister mijner éigen schoonheid! En straaleen wonder-beelding dier al-oude sage En alle smarten zijn niet meer treurnissen Om verloren majesteiten godenmachtigheid Ik troonwel grensloos hooger dan weleer Toen God mij schiep en 't schepsel godheid gaf Ik troonEn doof wijl ik thans benzelfdaad Van gansch mijn beeldend smachten en verlangen O al de glansen uit van 'teens gewezen zijn Naar de bevrediging van een niet-èigen drang! Wees stil De daad doortrekt het Niets Hier rijst het leven naar mijn woord Treedt, krachten, in het naakte Wezen! Geest. 'k Groet den MeesterZoo geboren Zoo in werking en in voortgang, Immer barend kracht uit kracht! Ongeleid mijn drijven leidend,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 224