49
Vrij naar mijner machten drang,
Voer ik lenkend gansch mijn wezen
In vol-breede, klare stroomen
Naar den onbegrensden uit!
Geest.
'k Zet in-éénen houd in stand
Mij de reg'ling en besturing
Van de krachtendie bestaan
Van de krachten die nog komen
Elkeen zij in mijnen dienst!
'k Geef den arbeid, 'k schenk de ruste
Naar de u gemeten maat
En vul vol het noódig leven
Geest.
Eens was ik jong,
En fier:
Ik droeg de sleep van een schoon heerscheresse
Mij ving verlangen naar heur bloei
Maar 'k droeg de sleep van mijn schoon heerscheresse
Zij keek niet óm
Ik dorde in
En droeg de sleep van mijn schoon heerscheresse!
Nu ben ik oud
En gansch verwelkt
Verschrompeld gansch,
Toch leef nog voort,
Wijl 'k immer draag:
De sleep
Van mijn schoon heerscheresse