57 En slaafs den zoom van uw gewaad bekussen En woest gevierd en aangebeden Dan kroon de viering van uw zege En zet uw voetenwaar zij treden Op den gekrornden nek dier slaven 0 heersch als koningin ne vrij In heel uw gouden heerlijkheid! En moest mijn gansch, mijn wild begeeren In eigen trotschen gloed verteeren (Stilte.) Geslingerd in des levens eeuw'gen krachtengang, Wat bleef van vader, wat van moeder mij? Alleen te zijn en alle leven even na In doffen weemoed ligt het al gevangen. Zoo zal nu zijn in 't booze, bange uur, Dat van een vreemden klank de stemme stikt, En een verlamming slaat de trouwe hand Die vriendschap bood aan vriendschap Zoo zal nu zijn in 't huiv'iig bange uur, Dat van een killen aam de glimlach ijst, En een verstijving stijft het warme leven Dat liefde aan liefde schonk In doffen weemoed ligt het al gesprei 1. Geen hande-druk diep-forsch, die nu zal geven Een klaar verstaan, wen \astgeklemd de lippen! Geen zonne-kus, die treft in vlammen-sidder Mijn borst en leden willend vrouwen-lijf

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 233