58 O eenzaam, eenzaam waart de stilte om In 't uur van plots verderf en dood Vóór dan mijn trotsche, diepe val In uwe zielen zal weerdav'ren Zal éénmaal nog een wijle lóórend handhaaf zijn Van hoogsten praal en uitbrand mijner glorie En in u zal weerlichten duizel-gloed Van dit mijn trotschmijn heerlijk tronend zijn, Als óm mij zich ter looving schaart, En ten bazuinenschal zich reit Mijn heerschingkondend mijn regéér En om den luister van deez' pracht Zij dan mijn val een sleüring en verzeng Van schoonheid al en daver-bloei En zièlendie daar zijn Een ééuwig schoon in bloei en schoonheid! Als dan aan u verklonken zijn deez' klanken Voorbij geruischt mijn hooge zangen, Zult gij een wijle roerloos staan Zóó, Lief als dages laatste gloeiing brandt Aan hemel, grootsch in spreiding En over u het aanschijn van een God-gelaat, Vol wake wonder-rustig Zóó: woordloos vouwen zich uw handen saam, En stiller, stiller nu vervloeit uw ademhaal, En in uw oogen brandt een vraag, 0 om het heilig wéten snikt uw ziele zacht: Dit heil zoo vreemd? Gij wachten wacht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 234