(té En bloeit het woord: Aan God des Godes Aan u wat uws Gij zult niet zijn van het gebod: Eert vader en eert moeder Ik zegge u: Zoo gij uzelven volgen wilt, Zult gij verlaten: Zelfs vader en zelfs moeder! Gij zult niet spreken Geloof in mij Doch zoo daar komt een mensch U zeggende: Mijn meester! Zoo spreekt het woord tot hem Ga heenGij hebt het Wéten En zoo daar komt een mensch In ongeloof, Zoo toont een steen hem van den weg, Hem zeggende Ziedéze zelfs is klaar geloovende in mij En nimmer, nimmer, nimmer Zult gij treden in den tempel, En gaan verjagenhoon en smaad Hoort, hoort! Een stemme rauw uit den woestijn! Gij zult u wasschen rein In Waarheids heil'gen stroom, Dat. over u het Wéten dale wonderklaar Wee, wee! Steeds dichter, vaster groeit Het bolster om der Kennis vrucht! Het ware beter 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 239