04
Te zijn in de diepte der zeeën
Er is geen Kwaad
Er is geen Goed
Er is het Zijn!
Het Rijk der Waarheid is:
Gij allen trekkend langs uw pad
Des hemels bliksem slaat neder,
En velt een mensch
Spreekt gij het oordeel?
Nimmer
Gij ziéten verder gaat uw tocht
Ik zegge u:
Slechts om des menschen kleinheid,
Ileerscht Goed en Kwaad
En zoo daar is gezegd:
Hebt uwen naasten lief
Gelijk u zeiven
Ik spreek het woord
Gaat van uw naasten wêg,
En zwijgend draagt
Den last van smarten
Om het bestaan zijns zijns!
Gesproken werd:
Onkuischheid is bedreven
Zoo gij een vrouw onkuisch reeds aanziet.
Ik zegge u:
Zoo aan u treedt een vrouw voorbij
En in haar oogen is
Een heilig, klaar verstaan met u,
Weest één met haar,
Want gróót zal zijn
De vrucht van zulke min!