67
Guy Briand!
Wee mij! De smeekbeê, die ik heb gelezen,
Vertwijflend, smartenvol in dit Heelal:
Of ik de Rèdder waar, Verlosser, Heiland
Voor 't Gansclidat is zoo diép bevangen
Van het LévenWeewee den Menschden kleinen
Koor van nymphen.
Wij zijn in den geur van de bloemen
In flonker van paarlenden dauw
Wij zijn in het blauw van de luchten
In 't spetvuur van juichende Zon
Wij zijn in het koel van de vijvers,
In schauw van het peinzende loover!
Wij zijn in het blank van de lelies,
In mijmer van sproken en droomen!
Wij zijn in 't licht van de sterren
Die zwijgen zoo stil van de minne!
Wij zijn in den bloei van de nachten
In d'ééuwige droomen van liefde