7 2
was in tor hart, weer vol en prachtig had doen
opbloeien.
Was het dan iets eeuwig noodzakelijks: die ver
vreemding, die verkoeling in een huwelijk! Als de
eerste vlam was gaan doovenmoest dan alles mede
weggaan en het licht, het innige, heerlijke liefdelicht
verdoffen
0, haar jonge, haar heerlijke liefdegedachten.
Ze had alles geprobeerd om hem weer tot haar te
brengen.
Ze had het getracht met haar liefde, met haar
mooie gedachten en stil-diepe oogen, met haar mooie,
volle lichaam van jonge vrouw.
Omdat ze steeds nog niet gelooven kondat van
binnen alles al was uitgedoofd bij hem. Van binnen
Uiterlijk was hij wèl veranderd, maar innerlijk!
Daar moest hij immers toch dezelfde gebleven zijn.
En steeds nog trachtte zehoewel toch half wanhopend
tegen het koude, koele, dat schier niet te overwinnen
was, hem terug te brengen tot haar, hem en haar
Baby saam te omstrikken met haar liefde en nooit,
nooit weer los te laten.
Ze had nu zoo'n klein, intiem plannetje gemaakt,
om nog eens te probeeren hem terug te winnen
samen met haar baby. Och, 'twas dan misschien
kinderachtig en haar-zelf niet geheel waardig, maar
ze had zoo'n behoefte aan de oude warmte, aan z'n
vroegere, zonnige liefde.
Ze zou met haar mooienlieven jongen op haar arm
bij hem komenzooals vroeger en dan z'n oogen
zoeken en baby zou het woordje zeggen dat ze hem
na zooveel moeite in z'n kleine bolletje had gebracht.