75 liet haantje van den stompen toren glom nog in een laatstenrooden zonnestraal. Verderopeen heel eind achter het dorpachter de laatste groene velden, daar, waar ze nu nog in een blauwe verte de schaapskooien zag, begon de hei. En zachtjes viel de avonddie haar 't liefst was geworden van heel den langen dag, die vredig ver gleed. Meer dan vier weken was ze in 't dorpje geweest, had haar kamers bij eenvoudige menschen gehad, om haar zenuwen te genezen, die wild en rumoerig in haar nagetrild hadden van 't stadsleven. Vanavond kwam ze afscheid nemen van de intieme dingenvan 't avondlandschapjedat zooveel weer had beter gemaakt in haar: vaak vrede en troost gebracht had in zenuwwanhoop. Hoe mooi-scherp en helder stak vanavond de molen weer af tegen een gladden, lichten hemel! De wieken hingen stilroerloosen 't was nu of de molen stond na te denkenna een drukken dag stond te peinzen met haar over dezelfde dingenover haar afscheid en over haar leven ginds. Als ze ingespannen keek, kon ze den molenaar ook zieneen zwart figuurtje al in den komenden avond en ze meende zelfs de blauwe wolkjes uit z'n pijp te zien opkringelen Daar was zoo weinig gerucht in al het lieve voor haar: heel vaag wat kindergeschreeuwdat licht bleef naklinken in de lucht. Duidelijk en vast prentte ze dit alles nu in haar geheugenwilde het vasthouden als een zachtetroos tende herinnering voorlater: de molen en het torentje

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 251