80
gewoond en over een uurtje zou bet oude rijtuigj
van den kastelein haar wegbrengen.
Ze bad nachts nog veel over hun gesprek van den
vorigen avond gedacht en veel gevoeld van 't schrijnend
leege in zijn jonge leven. En ook over die laatste
woorden had ze gedacht. «Dat op zoo'n avond een
arm, onbegrepen hart zoo nameloos zeer doet." Een
armonbegrepen hart
Toen had ze 's morgens «de kleine Johannes" in
het mooie, lichte bandje weer uit haar koffer gehaald,
en ze had het stukje van Johannes' bidden dik
onderstreept.
Op het witte titelblad had ze nog iets voor hem
neer willen schrijven. Een paar woorden, een herin
nering.
Lang had ze toen zitten nadenken, 't blonde hoofdje
in haar handen. Otn toch geen enkel woord te vinden
dat hem zou uitdrukkenwat er voor hem in haar
was. Eerst toen ze 't boek teleurgesteld weer wilde
wegbergenkwam het woorddat ze nu hier moest
neerschrijven heel helder voor haar geest.
Met krachtige, slanke letters schreef ze het voor in:
«Wanneer het leven je misschien eens je bidden zou
willen ontnemen, sla dan dit boek op, denk terug
aan onze avondenenals je 't nog kuntbidt
dan voor deze herinneringen.
Ze pakte het boek in en wandelde naar de school.
De ramen stonden open en in den klaren morgen
klonken de kinderstemmenals of er vogeltjes aan
't twetteren waren. Ze hoorde zijn stem ook. Helder
en vol was die en ze trachtte de laatste klanken nu
goed in zich te behouden.