JAN FUSELIER.
»Voor moed, beleid en tróuw".
De tropennacht is plotseling neergevallen en lood
zwaar hangt de donkerte op het groene mysterie,
over de geblakerde, gloeiende pracht, die vermoeit
en pijnt de niet-gewende oogen. Zwaar, loodzwaar
hangt de nacht, met honderden geluiden, die er uit
oproeren, de nacht, met de huiverende «stille kracht"
van een tropenland.
En dan, na de brandend-heetegeestlooze dag komt
het aansluipen op droomvoetenkomt het aansluipen
van nipa's en njioersdie het aanwuiven met de
lange, gladde bladersDe stille, weemoedige
ziekte
Heimwee
En Jan Fuselier laat z'n ruwen kop zakkenen zet
er z'n stevige vuisten onder: Jan Fuselier heeft ook
wel lieve, verre dingen achtergelaten in het oude
land, voor z'n starre, wijde oogen komen ze terug,
langzaam en nog niet recht durvend. Maar ze komen
tochze zijn ereindelijk
Ze komt terugde struischeheldere meiddie aan
z'n arm hing, 's avonds, als hij z'n haren glad-gestreken
en z'n handen gewasschen haden met haar naar
buiten trok, door de boschjes, langs de stille paadjes.