86 haar man. En als ze gestorven is, kan hij een groote krans leggen op haar graf. Jan Fuselier gaat rusten. Overdag strompelt hij door de paadjes, rond het lage, witte huis. Tenminste als z'n stijve been hem geen parten speelt. Dan zit ie op de groene bankjes, en denkt aan het warme land en rookt z'n pijpje. Als er vreemde menschen het witte huis komen bezichtigenleeft ie op. Z'n knoopen glinsteren en z'n kruizen heeft ie helder opgepoetst. Dan juicht z'n branie weer in hem als ie kan vertellen van de bentings, die hij heeft helpen nemen, en van de bruine sloebers, die je zoo onverwacht op je dak zitten. En hij kan vertellen hoe hij z'n Militaire Willemsorde ver overd heeft, 's nachts, toen hij het eerst tusschen die kerels was gesprongen en de rakkers hem z'n wang stuk sloegen met die vervloekte kléwangs. Eens in het jaar gaat hij naar de parade. Dan strammen zich z'n oude beenen: Jan Fuselier is om den weerga nog niet versleten en kan z'n kruizen nog even trotsch dragen als een jonge vent van even twintig! En als het Wilhelmus dan weer helder door de lucht gaat, als al de sabels en alle bajonetten vroolijk lachen in de zonen als de generaal de oude kereltjes komt groetenbliksems, dan is Jan Fuselier niet oud meerdan kan ie er vandaag wel weer op los trekken, en waarachtig, dan voelt ie iets nats in z'n oog, omdat het vroeger toch een mooie tijd was en ja, omdat Jan Fuselier nu eenmaal Jan Fuselier is Op een heel gewonen dag zal Jan Fuselier heel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 262